dinsdag 5 juli 2011

ARTHROPODA

ARTHROPODA - Harold Strak
In 2000 maakte de Amsterdamse fotograaf Harold Strak (1959) een studiereis naar India. Op de terugreis nam hij een cocon mee waaruit vijf maanden later een vlinder ontpopte met vleugels met een spanwijdte van zo'n 18 centimeter. Na een paar dagen fladderde het wonderbaarlijke schepseltje zich dood. In dezelfde tijd sloeg Strak in zijn donkere kamer met een rake mep van een tennisracket een bromvlieg in tweeën.
De aanblik van het gekliefde vliegenlijkje, gevoegd bij zijn waarnemingen van de reuzenvlinder, maakte in de fotograaf een fascinatie wakker voor insecten die tot op de dag van vandaag voortduurt. Hij begon de kadavertjes te fotograferen met een reusachtige, zelfgemaakte technische camera.
Arthropoda, geleedpotigen, heet Straks net verschenen fotoboek, met talrijke zwart-witopnamen van, inderdaad geleedpotigen. De meeste zijn afkomstig uit de studio van de fotograaf zelf. Terwijl dode insecten gewoonlijk verdwijnen in de stofzuiger, ontfermde Strak zich over hen om ze voor de lens van zijn camera een vorm van onsterfelijkheid te gunnen. Ze zijn allemaal dood, verkeren in uiteenlopende stadia van verval en wekken - zo tegengesteld aan het onverschillige gemak waarmee we ons doorgaans van hun aanwezigheid verlossen - ontzag en vertedering op.
Ragfijn gedetailleerd zijn de foto's van de beestjes, dramatisch uitgelicht, alle eenzaam in het universum, waar in hun nabijheid slechts als sterren oplichtende stofjes zweven. Vleugels van filigrein, gebroken pootjes van zilverdraad, rompjes van zijde en brekend perkament, onder Straks handen verandert hun nietige stoffelijkheid in poëzie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.